Arme Thomas Piketty. Jaren van zijn leven heeft hij gegeven om aan te tonen dat de kloof tussen arm en rijk snel groter wordt. Hij heeft daarvoor bakken met feiten en cijfers over economische groei, vermogen, rente, inkomen, gedurende twee eeuwen en uit maar liefst twintig landen verzameld en uitgepluisd. Met die schat aan gegevens heeft hij overtuigend aangetoond dat de oorzaak van de kloof een groter rendement op vermogen is in vergelijking tot arbeid. Met als gevolg dat de rijken steeds rijker worden, alleen omdat ze al rijk zijn.
Maar de schok die het teweeg heeft gebracht, is alweer vergeten. Even werd er luid over getwitterd, in de zaterdagkranten verscheen een recensie en in de Tweede Kamer mocht Piketty het nog een keer uitleggen aan politici voor wie 600 bladzijden te veel van het goede was.
Zijn boodschap was duidelijk. Als we niks doen, stevenen we af op een ongelijkheid die groter is dan in vroegere feodale tijden. Een paar have’s hebben bijna alles, de hardwerkende rest heeft bijna niks. Economisch zit er geen rem op deze beweging, zo toont Piketty aan, dus moeten we ingrijpen. En ‘we’ is de overheid.
(Karl Marx, auteur van een boek met dezelfde titel Kapitaal én dezelfde conclusie, meende dat ‘we’ de arbeider was. Vandaar “Proletarier aller Länder, vereinigt euch!” Maar dat was in 1848.)
Piketty noemt meerdere mogelijkheden voor de overheid: financiering mobiliseren, verspreiding van kennis faciliteren, investeren in onderwijs. Maar de voornaamste oplossing waarbij de overheid exclusief de touwtjes in handen heeft, is een internationale progressieve belasting op vermogen. Geen populaire maatregel en moeilijk te organiseren natuurlijk, maar de huidige succesvolle run op belastingontduiking van multinationals laat zien dat het niet onmogelijk is.
Progressieve belasting is geen gek idee. Het kan nog radicaler. Er zijn culturen geweest waar het vermogen van een mens na vijftig jaar (destijds de levensverwachting) automatisch terugviel aan de gemeenschap. Een wel héél progressieve vorm van vermogensbelasting hoor ik je denken. Maar stel je eens voor. Als je alles moest inleveren aan het eind, dus niks doorschuiven naar de kinderen, hoe zou je dan denken over en omgaan met vermogen en bezit? Wat een kracht gaat er uit van de idee dat iedereen opnieuw begint met gelijke kansen!
We kennen dat allemaal. Het spel Monopoly is zo leuk omdat we steeds weer met een leeg bord beginnen. Er zou geen reet aan zijn wanneer we elke keer weer zouden doorgaan waar we gebleven waren. Zij die de Kalverstraat en Coolsingel eenmaal bemachtigd hebben, blijven tot in de lengte der dagen cashen, terwijl de losers onder ons die minder gelukkig gooiden, met twee Stations en een Waterleiding ronde na ronde mogen bloeden, alles op hypotheek zetten en uiteindelijk geen andere mogelijkheid hebben dan het bord de lucht in kieperen. Steeds opnieuw mogen beginnen voorkomt ruzie en criminaliteit en biedt hoop en levensvreugde. Daar gaat een kracht vanuit die zich ongetwijfeld omzet in ontplooiing en economische groei. En is het ons daar niet om te doen?