Onderkoeld

21 januari
Nu is het echt koud. Het is eb, ik loop een heel lang stuk over een gladgestreken strand. Het zand is hard door de vrieskou en kleurt wit. Het doet pijn aan mijn voeten. Tegen de tijd dat ik bij de waterlijn kom, zijn de voetzolen bevroren. Ik voel de voetbogen lichtjes krampen. Het is windstil en de zee is een spiegel. Van hier loop ik nog een heel eind in laag water, het water komt niet hoger dan de knieën. Pas na de eerste bank wordt het dieper en kan ik mij in het water laten vallen. Mijn voeten zijn inmiddels gevoelloos en drijven als klompen aan het uiteinde van beide benen. En toch gaat daar mijn aandacht niet naar uit.
Het is een stralende winterdag. De lucht is fris en helder als kristal. In een strak blauwe lucht schijnt de laag staande zon uitbundig. En dan de zee. Ik heb de Noordzee nog nooit zo blauw gezien! In al die maanden heb ik alle tinten grijs leren kennen. Geloof me, het zijn er meer dan vijftig. Onder de beweeglijke Hollandse luchten, kleurt de Noordzee mee van witgrijs tot bijna zwart.
Ik ben betoverd door het Middellandse Zeeblauw en kan mijn ogen er niet van af houden. Mijn lijf sterft onder water van de kou, maar op mijn gezicht voel ik de warmte. Als ik mijn ogen sluit, denk ik terug aan de nieuwjaarsduik van drie weken geleden. Het was 29 graden: ik was in Dubai op het palmeiland. De Nederlandse vereniging deelde oranje Unox mutsen en koppen erwtensoep uit. De opkomst was groot, het strandje kleurde oranje. Vaderlandse tradities worden in den vreemde altijd steviger vastgehouden dan in eigen land. Het water was 25 graden. En toch: toen ik er in rende (‘Leve de koning!’) rilde ik van de kou.
Ik schrik. Ik was even weg! Onderkoeld? Ik haast mij naar het strand. Ongecoördineerd strompel ik door het water. Ik voel mijn voeten niet. De laatste meters kruip ik op handen en knieën. Een hond stuift blaffend op me af. Ik ben blij dat ik er ben.