Uitstel

4 februari
Dat ik vandaag in zee lig, is niet vanzelfsprekend. Het is vrijdag en op dinsdag was ik al van plan te gaan maar ben ik niet gegaan. ‘Morgen,’ zei ik tegen mezelf, maar woensdag ben ik ook niet gegaan. ‘Mietje!’ riep ik in de gang tegen mezelf. Ik antwoordde niet en bleef zitten waar ik zat. Donderdag zou ik wel gaan. Maar donderdag ging ik ook niet.
‘Het komt niet uit vandaag,’ was ik mezelf voor. ‘Gelul!’ riep ik terug vanaf de wc, en ik dreigde: ‘Als je vandaag niet gaat, ga je nooit meer.’
‘Onzin!’ antwoordde ik terwijl ik mezelf thee inschonk. ‘Ik hoef me niet te bewijzen.’ Ik nam mezelf heilig voor vrijdagochtend te gaan, na yoga.
De hardheid en geseling van mijn zelfgekozen experiment staat in schril contrast met de laatste yogalessen. Al drie weken is er een vervanger omdat onze eigen lerares inspiratie opdoet in India. De vervanger hangt een meditatieve richting in de yoga aan die minder belang hecht aan oefeningen en meer aan ontspanning.
Vanochtend gaan we werken aan de savasena, ofwel dodemanshouding. Ze zegt werken, maar het is eigenlijk helemaal geen houding, althans in mijn ogen, want je ligt languit op je rug op de grond. Armen langs je lichaam, voeten vallen uiteen, het is totale ontspanning.
De vervanger heeft allerlei hulpstukken verzameld om de houding nog ‘beter’ te doen. Ze vraagt een van ons als voorbeeld. Terwijl het voorbeeld gaat liggen op de mat en de ogen sluit, laat de vervanger zien wat mogelijk is in deze houding. Ze legt een kussentje onder de knieholten, om eventuele spanning in de benen weg te nemen. Onder de hielen legt ze een dekentje, omdat de vloer best hard kan zijn. Op de onderbuik een kussen, voor een betere gronding. Op de ogen een verwarmd kussentje gevuld met pitten, onder de nek een roldekentje. Dan dekt ze het voorbeeld toe met drie dekens.
Ze trakteert ons op een extra lange savasena. De klankschaal klinkt, het licht gaat uit. Zeker twintig minuten liggen we op de mat als ingepakte mummies. In het donker kan ik, ondanks de pitjes en kussentjes, maar niet ontspannen. De verontrustende gedachte dat deze comfortabele situatie de allerslechtste uitgangspositie voor een duik in zee is, laat me niet los.
Bang om de discipline kwijt te raken, ben ik laat in de middag gegaan. ‘Lafaard!’, riep ik mezelf na toen ik de deur uit stapte.