Roeivereniging

21 juni
We zijn ons op- en afstapje op de roeivereniging alweer kwijt. Wat een gedoe. Mijn vrouw wil niet langer gebruikmaken van hun gastvrijheid, die ze ‘totaal fake’ noemt. Ze ‘houdt de eer aan zichzelf’. Alsof er een ledenvergadering is geweest waar wij als punt op de agenda hebben gestaan. Die twee zwemmers, wat doen we ermee?
Volgens mijn vrouw hebben ze het inderdaad met elkaar over ons gehad. Ze meent dat een aantal van hen, voornamelijk vrouwen, van het begin af aan ‘not amused’ is geweest met onze aanwezigheid op de steiger van de club. En dat die dames, ondanks vriendelijke knikjes, campagne voeren om ons te verjagen. Er is een spanning ontstaan die voor haar zeer tastbaar is en aan mij totaal voorbij is gegaan.
Al die dagen moet zij blikken hebben gevoeld die prikten en pijn deden, terwijl ik vriendelijke gesprekjes voerde. Die blikken vatte ik op als een groet. Ik groette terug, ik onderbrak mijn slag en stak een hand op. Maar volgens mijn vrouw zijn het terechtwijzingen. En door terug te groeten, maakte ik mezelf volgens haar compleet belachelijk.
Zij heeft opmerkingen naar haar hoofd geslingerd gekregen, terwijl ik aanmoedigingen hoorde. Ze wezen ons er steeds op dat we slecht zichtbaar zijn en adviseerden ons dichtbij de kant te zwemmen en een badmuts op te doen. Volgens mij goedbedoelde tips, volgens mijn vrouw verwijten. ‘Als een achterop komende auto je met groot licht dwingt naar rechts te gaan, noem jij dat toch ook geen tip?’
Ze heeft het goed gezien, weet ik nu. Ik heb met de vijand staan kletsen terwijl de kogels om onze oren vlogen. Vanochtend werd het duidelijk. Met een fel groene badmuts stond ik op de steiger tussen druk heen en weer lopende roeiers. ‘Alle seinen staan op groen!’ riep ik en ik wees triomfantelijk met mijn ogen naar mijn hoofd.
Ik heb amper honderd meter gezwommen, toen het antwoord kwam. Achter mij hoorde ik riemen wrijven in de houders. Toen ik omkeek zag ik de punt van de dames acht recht op mij af komen. Ik riep nog maar vermoedde al dat de roeiers vastbesloten waren. Ik haalde diep adem om kopje onder te gaan. Toen, op het laatste moment, week de boot toch uit. In het voorbijgaan zag ik hun gezichten, hun ware gezichten. Geen twijfel meer mogelijk: deze dames zijn op oorlogspad.